Op 7 februari 1831 werd, na de Belgische onafhankelijkheid, de eerste Belgische Grondwet aangenomen. De grondwet werd op punten herzien in 1893, 1920 en 1921. Hieronder een selectie uit de belangrijkste artikel uit de grondwetsversie van 1831:
art. 1 België is verdeeld in provinciën. Deze provinciën zijn: Antwerpen, Brabant, Henegouwen, Limburg, Luik, Luxemburg, Namen, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen. De wet kan, zo daartoe reden bestaat, het grondgebied verdelen in een groter aantal provinciën. […]
art. 6 Er is geen onderscheid van standen in de Staat. De Belgen zijn gelijk voor de wet.
art. 7 De vrijheid van persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan alleen in de gevallen voorzien door de wet.[…]
art. 10 De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.
art. 11 Niemand kan uit zijn eigendom worden ontzet, dan voor het algemeen nut… en tegen billijke en voorafgaandelijke schadeloosstelling. […]
art. 14 De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan en de vrijheid zijn mening op elk gebied te uiten, zijn gewaarborgd.. […]
art. 17 Het onderwijs is vrij…
art. 18 De drukpers is vrij; de censuur kan nooit ingesteld worden
art. 19 De Belgen hebben het recht op vreedzame wijze en ongewapend te vergaderen…
art. 20 De Belgen hebben het recht zich te verenigen […]
art. 22 Het briefgeheim is onschendbaar…
art. 23 Het gebruik der in België gesproken talen is vrij.. […]
art. 25 Alle machten gaan uit van de natie…
art. 26 De wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de koning, de kamer van volksvertegenwoordigers en de senaat […]
art. 29 De uitvoering, zoals ze door de grondwet is geregeld, behoort bij de koning.
art. 30 De rechterlijke macht wordt door de hoven en rechtbanken uitgeoefend. […]
art. 47 De kamer van volksvertegenwoordigers bestaat uit afgevaardigden rechtstreeks gekozen door de burgers die de bij de kieswet vastgestelde cijns betalen. […]
art. 63 De persoon van de koning is onschendbaar; zijn ministers zijn verantwoordelijk.
art. 64 Geen besluit van de koning is van kracht, tenzij het mede ondertekend is door een minister, die door zijn medeondertekening alleen, daarvoor verantwoordelijk wordt.
art. 65 De koning benoemt en ontslaat zijn ministers.[…]
art. 78 De koning heeft geen andere macht dan die welke de grondwet en de bijzondere krachtens de grondwet uitgevaardigde wetten hem uitdrukkelijk toekennen.
Bronnen:
-Comlpete Eerste Belgische Grondwet, mét latere herzieningen: http://www.dbnl.org/tekst/_bel003belg01_01/
-X. Adams en R. Geivers, Geschiedenis Deel 5 (Amsterdam 1993).
-https://www.geschiedenisportaal.nl/v2/2013/08/07/de-eerste-belgische-grondwet-1830/#more-1035